Dyslexie-screening
De DOT kan ook gebruikt worden in combinatie met de dyslexie-vragenlijst DVLO. Zie hier voor meer informatie over de DVLO. Meer informatie over een volledige screening vindt u hier: Screening Dyslexie
De DOT-brugklas rapporteert het volgende:
-
Taalvaardigheid op basis van 10 tests en een bijbehorende kans-schatting voor dyslexie
-
Taalvaardigheid volgens enkele vragen en een bijbehorende kans-schatting voor dyslexie
-
Zelfoordeel dyslexie
-
Dyslexie in familie
Inhoud van de test
-
Dictee
-
Meelezen en fouten aanklikken
-
Onzinwoorden goed of fout
-
Letters invullen
-
Fouten aanklikken in zinnen
-
Zinnen overtikken
-
Wat weet je nog van de zinnen?
-
Moeilijke woorden opschrijven
-
Woorden verkleinen
-
Fouten aanklikken in een verhaal
-
Enkele antwoorden op vragen voor de leerling, de ouders en de juf of meester.
Algemene doelstelling
De algemene doelstelling van de DOT is om meer inzicht te krijgen in het taalniveau van leerlingen. Taalvaardigheid gaat vaak samen met dyslexie, maar niet altijd. Sommige kinderen met dyslexie scoren toch boven verwachting op taalvaardigheid en bij sommige kinderen met taalachterstand is er een heel andere oorzaak dan dyslexie. Toch kunnen we met de uitslagen van de DOT enkele kans-schattingen van dyslexie berekenen. De normen zijn landelijk opgesteld over alle types onderwijs van VMBO tot VWO. Op het VWO zullen de scores gemiddeld wat hoger liggen dan op het VMBO. Maar de DOT is juist geschikt om het niveau van leerlingen te vergelijken binnen een klas. Lage scores ten opzichte van andere leerlingen van een klas duiden op taalachterstand. Deze kan door dyslexie veroorzaakt worden, maar ook door iets anders. Aanvullende informatie van bijvoorbeeld de DVLO of van leerkrachten en ouders kan hier meer inzicht in bieden.
De DOT kan op drie manieren gebruikt worden:
-
Signalerings-instrument
De DOT signaleert bij welke leerlingen in de klas sprake is van taalachterstand. Op basis daarvan geeft de DOT een kans op dyslexie.
-
Adviserings-instrument
De informatie uit de rapportage van de DOT kan handvaten bieden aan leerkrachten en ook bijvoorbeeld van toegevoegde waarde zijn bij het vaststellen van leerdoelen in een handelingsplan of bij het zoeken naar passende hulp.
-
Evaluatie-instrument
De DOT kan ook gebruikt worden om bestaande onderwijsmethodes in een klas te evalueren. (1) Waarom zijn er eventueel veel lage scores? (2) Kan het taalonderwijs in de klas verbeterd worden?
Afnameduur
Gemiddeld duurt de afname van de DOT ongeveer 40 minuten. Het gemiddelde zegt natuurlijk niets over een individuele leerling, maar geeft aan wat voor de meerderheid geldt. Sommige leerlingen zijn enkele minuten sneller, sommigen enkele minuten langzamer. Een heel kleine groep leerlingen zal er een stuk langer over doen. Voor deze leerlingen bestaat de mogelijkheid om de DOT te onderbreken en op een later tijdstip te hervatten. Zie de gebruikershandleiding.
Aanwijzing voor de leerkracht
Het is de bedoeling dat de taaltestjes aangeboden worden als een normale taalles en niet als een dyslexietest. Aan het eind van de test wordt het voor de leerlingen pas duidelijk dat het over dyslexie gaat.
Leerlingen werken zelfstandig aan de test
De leerlingen kunnen zelfstandig aan de computer de test maken. De leerling kan enkele deeltests doen en de afname later vervolgen. Omdat de test een tijdregistratie heeft is het wel van belang dat de leerling doorwerkt tot een deeltest af is. Daarna kan er een pauze genomen worden.
Theoretische achtergrond
In de wetenschappelijke literatuur zijn veel verschillende theorieën over hoe dyslexie gedefinieerd zou moeten worden en waar het door wordt veroorzaakt. Maar er is consensus over twee dingen. (1) Dyslexie is genetisch bepaald. Een leerling met dyslexie heeft meestal een ouder met dyslexie. Maar zoals veel eigenschappen, kan ook dyslexie weleens een generatie overslaan. Dan zijn er meestal wel grootouders met dyslexie. (2) Dyslexie heeft meerdere symptomen. De meest genoemde symptomen zijn lees- en spellingsproblemen, fonologische verwarring, (visuele) aandacht voor details, verwarring bij het kortetermijngeheugen en concentratieproblemen.
Deze bevindingen zijn uitgebreid beschreven in een proefschrift van Peter Tamboer.
Dit proefschrift komt tot een nieuwe, brede omschrijving van dyslexie:
“Dyslexie is geen stoornis, maar een dichotome, genetische variatie met een onbekende oorzaak in de subcortex die verband houdt met hogere orde verwerking van sensorische informatie door een soort aan-uit-knop (inhibitie en excitatie) die cruciaal is voor de controle van aandacht, resulterend in wijdverspreide effecten op diverse perceptuele en cognitieve functies met een grote variëteit tussen individuen afhankelijk van intelligentie, scholing, extra training, moedertaal, sociale achtergrond, concentratie en motivatie.”
Normering: stanines
Bij de DOT wordt eerst het aantal fouten vastgesteld per subtest. De verkregen scores worden vervolgens omgezet naar normen van 1 tot 9. Dit zijn stanines, afkomstig van het Engelse ‘standard nines’. De omzetting naar normen hangt af van de frequentieverdeling. Zo zullen de meeste leerlingen een uitkomst hebben rond het gemiddelde. Zeer hoge en zeer lage uitkomsten zijn veel zeldzamer.
Normen (stanines) Percentage van alle leerlingen
9 = Zeer hoge vaardigheid 4% van de leerlingen
8 = Hoge vaardigheid 7% van de leerlingen
7 = Redelijk hoge vaardigheid 12% van de leerlingen
6 = Iets hoger dan gemiddelde vaardigheid 17% van de leerlingen
5 = Gemiddelde vaardigheid 20% van de leerlingen
4 = Iets lager dan gemiddelde vaardigheid 17% van de leerlingen
3 = Vrij lage vaardigheid 12% van de leerlingen
2 = Lage vaardigheid 7% van de leerlingen
1 = Zeer lage vaardigheid 4% van de leerlingen
Normen 1 en 2 zijn lage vaardigheden en zijn een indicatie voor onderpresteren.(11% van de leerlingen).
Norm 3 is een vrij lage vaardigheid en een lichte indicatie voor onderpresteren.(12% van de leerlingen).
Normen 4, 5 en 6 vertegenwoordigen het gemiddelde.
(54% van de leerlingen).
Normen 7, 8 en 9 zijn hoge vaardigheden.
(23% van de leerlingen)